Zaterdag lijkt al weer lang geleden. Het was een mooie en zonnige dag terwijl het nu regent. Dus nu ik even pauze heb denk ik even terug.
Maartje had het stadje uitgezocht want het heeft een lange historie. W zagen het af en toe aangegeven staan op de snelweg naar Rouen en verder. De Engelse koning, een hertog van Normandië in die tijd, Henri I Beauclerc stierf er in 1135. Het ligt in een van de grootste bossen van Normandië en de adel kwam er graag jagen. Richard I en Philippe Auguste strijden om het dorp en de streek of bij het Engelse Normandië of het Franse Vexin te houden. In 1436 breken de Engelsen het kasteel af. Later is er een brand die het dorp verwoest. Het wordt in de 17de eeuw herbouwd en het huidige drop heeft nog veel van die karakteristieken met vakwerk huizen en een fraaie markthal.
We reden binnendoor, niet via de snelweg, de auto zoefde gruisloos over de wegen, de radio stond aan met leuke muziek en we genoten van de tocht.
Het dorp zelf is niet groot maar aardig, één van de mooiste dorpjes van Frankrijk.
We namen de lunch bij het restaurant de la Halle en hebben daar heel goed gegeten voor een relatief schappelijke prijs. Na de middag hebben we even de Abdij van Mortemer aan gedaan en naar het kleine riviertje de Fouilebroc gekeken. We zagen een grot oorlogsmonument in het bos maar konden niet zien of vinden wat er gebeurd is. Maar aangezien het een groot bos was zal er wel veel “maquis” verzetstrijders in het bos verborgen zijn geweest en ook wel gevonden en gedood.
Terug weer via de kleine weggetjes, we werden met veel geluids geweld ingehaald door sportwagens die daarna kilometers lang steeds weer een klein stukje voor ons stonden voor de stoplichten dus hun riskant inhaal pogingen op slingerweggetjes met tegenliggers was complete onzin en overbodig. Zij namen bij Gisors de snelweg, om in de file te staan, terwijl onze GPS met verkeersdrukte indicator ons binnendoor langs de Seine naar huis leidde.
Leuk leuk.